José Vermeersch (1922-1997) volgde van 1934 tot 1941 lessen aan de Academie van Kortrijk en schreef zich vervolgens in aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten Antwerpen (HISK). Hij volgde daar een opleiding bij Walter Vaes. In 1944 ging hij weer studeren en volgde hij de cursus “schilderen naar levend model” aan het eerder genoemde Antwerpse Instituut onder leiding van Constant Permeke.
Hij vestigde zich in 1963 in Lendelede en installeerde zich eerst als schilder, waarna hij zich toelegde op figuren van keramiek. Zijn hele oeuvre getuigt van een authentieke zoektocht naar existentiële waarheden, die hij probeert vorm te geven met brute, vrije gebaren, die de troostrijke trekken van zijn vaders, zijn moeders, de vruchten van zijn vriendschappen hertekenen. Schilderen was de basis van zijn terracotta sculpturen. José Vermeersch presenteert deze bekende beelden op een unieke manier. Hij begint bij de voeten en kneedt van daaruit stuk voor stuk alle lichaamsdelen uit dunne lagen klei. Naarmate de basis droogt en ondersteuning kan bieden, groeit het hele plaatje eruit. Vermeersch gebruikt vaak verschillende soorten klei door elkaar, waardoor een gemarmerd effect ontstaat. Hij leerde brons gieten in Arzo, Italië.
In 1973 werd hij lid van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, Kunsten en Schone Kunsten van België. In 1979 organiseerde hij zijn eerste veldoven in Reninge, wat hij in 1985 in Lendelede herhaalde. Hij vertegenwoordigde België op de Biënnale van Venetië in 1983, exposeerde vanaf 1983. in “Museo Arte Moderno” in Mexico City, “Kunstmesse” Basel, “Stanford University Museum” San Francisco “Orangerie de Bagatelle” in Parijs en “Frans Hals Museum” in Haarlem. Zowel in zijn schilderijen als in zijn beeldhouwkunst staat de menselijke figuur centraal.
Zoals te vinden op: https://www.atelierjosevermeersch.be/over-jose-vermeersch.